Nieuwsgierig kijk ik naar de oude man
die, met een krant in zijn hand, enkele schaakstukken op het bord zet. Ik ga
naast hem staan en vraag wat hij aan het doen is. “Ik probeer schaakproblemen
op te lossen en speel partijen na”. “Is schaken een moeilijk spel?, vraag ik
hem. “Ach, soms wel, soms niet. Wil je het ook eens proberen”. Dat wil ik wel.
Ik ga zitten in een rotan stoel en pak een tweetal stukken uit een houten doos.
“Dat kleine zwarte stuk is een pion en die grote witte is de koning. Als je die
veroverd hebt, heb je gewonnen”. Geconcentreerd luister ik naar zijn uitleg van
het spel. Enkele oefeningen later zijn wij klaar voor een echt potje schaak. Na
een half uurtje houtje schuiven, waarbij mijn koning enige keren is gevallen en
weer opgestaan, is het spel afgelopen. Mijn koning staat definitief mat. “Als
je wilt, spelen we morgen nog een spel”, zegt de man. We praten nog wat en
daarna ren ik enthousiast naar mijn ouders. “Papa, mama, ik heb leren schaken
van een dominee. Morgen kan ik weer met hem spelen. Mag dat?” “Dat is een vraag
voor morgen”, zegt mijn moeder. “Vertel nu eerst maar je verhaal”.
Kort na deze vakantie kreeg ik van mijn ouders een schaakspel.
Een klein houten doosje, dat als je het openklapte ook het speelbord was. Het
speelveld was van metaal. De plastic schaakstukken hadden een vilten voet
waaronder een magneet was bevestigd. Zo kon je zonder krassen soepel over de
speelvelden schuiven. De stukken vielen zelden om. Wat een luxe.
Dit verhaal is een vervolg op bange uren. een vakantie in Zorgvliet.