donderdag 26 juni 2014

Houtje schuiven





Nieuwsgierig kijk ik naar de oude man die, met een krant in zijn hand, enkele schaakstukken op het bord zet. Ik ga naast hem staan en vraag wat hij aan het doen is. “Ik probeer schaakproblemen op te lossen en speel partijen na”. “Is schaken een moeilijk spel?, vraag ik hem. “Ach, soms wel, soms niet. Wil je het ook eens proberen”. Dat wil ik wel. Ik ga zitten in een rotan stoel en pak een tweetal stukken uit een houten doos. “Dat kleine zwarte stuk is een pion en die grote witte is de koning. Als je die veroverd hebt, heb je gewonnen”. Geconcentreerd luister ik naar zijn uitleg van het spel. Enkele oefeningen later zijn wij klaar voor een echt potje schaak. Na een half uurtje houtje schuiven, waarbij mijn koning enige keren is gevallen en weer opgestaan, is het spel afgelopen. Mijn koning staat definitief mat. “Als je wilt, spelen we morgen nog een spel”, zegt de man. We praten nog wat en daarna ren ik enthousiast naar mijn ouders. “Papa, mama, ik heb leren schaken van een dominee. Morgen kan ik weer met hem spelen. Mag dat?” “Dat is een vraag voor morgen”, zegt mijn moeder. “Vertel nu eerst maar je verhaal”.



Kort na deze vakantie kreeg ik van mijn ouders een schaakspel. Een klein houten doosje, dat als je het openklapte ook het speelbord was. Het speelveld was van metaal. De plastic schaakstukken hadden een vilten voet waaronder een magneet was bevestigd. Zo kon je zonder krassen soepel over de speelvelden schuiven. De stukken vielen zelden om. Wat een luxe.

Dit verhaal is een vervolg op bange uren. een vakantie in Zorgvliet.

dinsdag 24 juni 2014

Bange uren







In de vooravond net na het avondeten, ren ik als tienjarige jongen in paniek door de straten van Zorgvliet. Telkens kijk ik achterom, mijn achtervolgers zie ik niet. Ik weet echter dat zij er zijn. Rennen moet ik. Rennen om uit hun handen te blijven. Al dagen sarren zij mij. Nu is de dag daar dat ze mij daadwerkelijk te grazen zullen nemen. Aan het einde van het doodlopende slop, spring ik over een heg en ren door de tuin een serre in. Daar in een hoek onder een tafel kom ik op adem. De bewoonster van het huis legt op dat moment haar puzzelboekje neer en kijkt verbaasd naar het tafereel dat zich voor haar ogen afspeelt. Na enkele minuten, als ik tot rust gekomen ben, komt ze rustig naar mij toe. “Dag knul, waar ben jij zo bang voor?” Ik vertel mijn verhaal: dat ik op vakantie ben en logeer in pension Villa Nova, dat ik al dagen gepest wordt door twee jongens uit het dorp en dat zij mij deze avond achterna zaten. Met lieve woorden en een glaasje limonade stelt ze mij gerust. Als ik het voorval bijna ben vergeten, wandel ik nog enigszins schichtig terug naar mijn logeer adres. Nadat mijn vader mij heeft aangehoord en de jongens heeft aangesproken, is het gesar definitief voorbij 










       

donderdag 5 juni 2014

Vlinders



Twee jaar later gaan wij opnieuw twee weken naar Zuid - Ierland. Dit keer ligt de bestemming in de buurt van Sixmilebridge. Ons onderkomen is een heuse stacaravan. Op het kleine en ruige campingterrein vieren naast voornamelijk Zuid-Ieren nog twee Hollandse gezinnen hun vakantie. Mijn broer en ik sluiten ons bij hen aan, al zoeken we ook onze eigen weg. We zijn vaak langs de snelstromende rivier die pal aan het campingterrein grenst te vinden. Onze uitdaging, een vlot bouwen en de rivier overwinnen. Op een van die dagen leer ik een Iers meisje kennen: Regina Walker. Al snel vinden wij elkaar aardig en trekken met elkaar op. Mijn Hollandse vrienden laat ik voor wat zij zijn. Voor het eerst in mijn leven ben ik verliefd. Op een dag gaan we samen naar een aardbeienfarm en plukken in de hete zon onze bakjes vol. Tussendoor snoepen we van de vruchten en liggen loom in het veld. ’s Avonds bezoeken we een plattelandsdisco waar we dansen op de muziek van de Boomtown Rats. Na twee fijne weken is het lastig afscheid van elkaar te nemen. We besluiten elkaar in ieder geval te schrijven. Nog lang na deze afspraak reizen de handgeschreven brieven dan ook heen en weer, totdat het contact verwatert. Jaren later probeer ik haar, ik ben wederom in Ierland, op te zoeken. Ze blijkt verhuisd.

zondag 11 mei 2014

De huifkar



Cork midden jaren zeventig van de vorige eeuw. De kerosinedamp hangt boven het vliegveld als ik met mijn ouders en broer uit het vliegtuig stap. Over de start- en landingsbanen rijden jeeps met daarin enkele militairen. Dat met het half uur vertraging voor de landing maakt het spannend voor ons - zou het Noord - Ierse conflict doorgesijpeld zijn naar het zuiden? De paspoortcontrole verloopt soepel en al gauw vinden wij de bus die ons naar Bandon zal brengen. Daar krijgen wij uitleg en instructie om ons verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Ons wacht een avontuur. Als ware nomaden zullen wij twee weken per huifkar door het Zuid - Westen van Ierland reizen. Mijn vader vraagt om een pittig paard. Op de vraag of hij met paarden om kan gaan antwoordt hij ja. Hij zegt er niet bij dat zijn ervaring voornamelijk bij het tamme paard van de schillenboer gelegen was. Het paard heet Snowy en al snel blijkt dat het een eigen wil heeft. Met veel moeite is het voor de huifkar in te spannen. In colonne rijden wij naar onze eerste bestemming. Mijn vader, die niet graag in een groep rijdt, besluit van de route af te wijken ondanks dat dit ten stelligste afgeraden is. Over smalle wegen rijden we door het glooiende landschap. Snowy houdt er stevig de pas in. Op drukke en grote kruispunten ligt het anders. Schichtig en maar net onder controle te houden stapt het paard naar veiliger oorden. Als we ingehaald worden door een vrachtauto schrikt het paard dusdanig dat hij min of meer op hol slaat. Nog net weet mijn vader van de bok te springen om het schuimbekkende edele wezen in toom te houden. Het lukt hem nauwelijks. De verdere rit blijft hij naast het paard lopen. Aan het einde van de middag naderen wij het voor het paard vertrouwde parcours. De rust is weer gekeerd. Doch dit blijkt schijn. Plotseling versnelt Snowy zijn pas. Links van ons staan achter een heg en voor een klein ravijn de huifkarren van onze mede vakantiegangers in een kring opgesteld. Het paard ruikt als het ware zijn stal. De versnelde pas gaat over in galop. Mijn vader kan het paard niet meer houden. Met stofwolken omringd neemt Snowy zijn laatste bocht. Het huisraad vliegt door de huifkar. Mijn broer en ik liggen angstig op onze bedden. Mijn moeder staat lijkbleek en met open mond achter het gesloten onderste deel van de deur. Zij denkt: “Dit gaat mis”. Het paard zoekt zijn weg en parkeert onze huifkar achterstevoren tussen de andere wagens. Het ravijn gaapt drie meter voor zijn poten. Snowy wordt ingeruild voor Tommy. Een bejaard paard met bronchitis. Ook nu moet mijn vader regelmatig van de bok. Echter niet om het paard te leiden, maar om hem te duwen.

Onze vakantie verloopt verder zonder incidenten, op die ene keer na dat ik met een oudere vakantievriend ga varen in een roeiboot in de haven van Kinsale. De harde wind en stroming voeren ons naar zee. We kunnen niet meer terug. Een patrouilleboot neemt ons op sleeptouw terug naar de vaste wal.